De werkdag van.. Stella Aalbers

“Ik ben na mijn werk wel moe, maar wie is dat niet? Ik kom hier niet om sokken te breien.”

In ‘De werkdag van …’ vertelt een medisch secretaresse of een secretaresse in de zorg over zijn of haar werkdag. Dit keer kijken we mee over de schouder van Stella Aalbers. Stella werkt als afdelingssecretaresse in wisseldiensten op de afdeling Spoedeisende Eerste Hulp (SEH) van het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem. Wat daar zoal bij komt kijken? Veel! Lees het verslag van een willekeurige werkdag van Stella Aalbers.

Tekst Ellen Smink

Wie is Stella Aalbers?
Stella Aalbers is 57 jaar, getrouwd en moeder van een dochter van 20 en een zoon van 18. Ze werkt alweer 12 jaar als afdelingssecretaresse bij de SEH van het Rijnstate ziekenhuis en volgde ook de opleiding tot doktersassistente. Ondanks dat ze op haar werk behoorlijk moet aanpoten, heeft ze nog voldoende energie over om thuis van alles en nog wat te doen. “Ik ben na mijn werk wel moe, maar wie is dat niet? Ik kom hier niet om sokken te breien. Thuis ga ik ook door. Ik ben altijd aan het klussen. Qua klussen ben ik de man in huis; schilderen, timmeren, zagen, oude meubels opknappen, tuinieren… verzin het maar, ik doe van alles. Daarnaast vragen de kinderen ook aandacht en loop ik veel met ons zevenjarig hondje. Ook zit ik in de feestcommissie van de SEH en blog ik op ons intranet. Eigenlijk vind ik alles leuk. Dat is ook een nadeel. Ik kan thuis van de hak op de tak springen. Als ik met grote klus in huis bezig ben, kan ik dat ook opeens laten liggen om lekker aan de tafel te gaan knutselen of een beetje te gaan tekenen.” 

Een willekeurige werkdag
“Ik heb afwisselend vroege en late diensten, doordeweeks en in de weekenden. Vandaag heb ik vroege dienst. Officieel begint die om halfacht, maar ik ben er al om 7.15 uur. Eerst wordt de nachtdienst overgedragen. De patiënten die er nog liggen moeten overgenomen worden. ’s Nachts is er, met uitzondering van oudejaarsnacht, geen secretaresse. Dus de secretaresse die vroege dienst heeft, verwerkt ook alle gegevens en verdere afspraken van de patiënten die in de nacht met de ambulances zijn gebracht. Van het verslag van het ambulancepersoneel over de beginstatus van de patiënt maak ik een pdf die ik bij het dossier van de patiënt voeg. Het is mijn taak om de artsen die vandaag in het ziekenhuis dienst hebben in een scherm te plaatsen. Dat heeft ook te maken met het financiële plaatje dat er aanhangt. Stel dat een neuroloog met code DIM dienst heeft en er komt een patiënt binnen op de SEH voor de neurologie, dan zetten we er die code bij, zodat het later financieel voor de neurologie kan worden afgehandeld. Ik zorg er ook voor dat patiënten die moeten worden opgenomen, in het ziekenhuis geplaatst worden. Het patiëntendossier EZIS, waarmee we werkten, is sinds een aantal maanden overgegaan naar HIX. Hierin hebben we ook een overzicht waar er in het huis nog vrije plekken zijn. Het plaatsen van de patiënten is een groot deel van mijn werk. Vroeger gingen de meeste patiënten na een bezoek aan de ‘Eerste Hulp’ weer naar huis. Nu zijn de klachten vaak complexer. Tijdens een middag- of avonddienst moet ik soms wel 40 mensen opnemen. Dat is best veel. Toch is het een sport voor mij om iedereen in ons ziekenhuis geplaatst te krijgen. Dat betekent dat ik regelmatig met de afdelingen of met de directie moet overleggen en soms creatief moet zoeken om iemand toch geplaatst te krijgen.”

Geoliede machine
“Elke dienst werken we acht uur achter elkaar in hoog tempo door. Dat geldt voor iedereen hier, of het nu een arts, verpleegkundige of secretaresse is. Het is een geoliede machine. Alles wat binnenkomt, is in principe acuut. Je hebt natuurlijk wel de kleinere trauma’s, zoals mensen die een gebroken ellenboog of been hebben. Daarvoor hebben we een speciale ruimte: de ‘Kleine Trauma’, waarbij de bedden door vier gordijnen zijn afgeschermd. Daarnaast hebben we ook de ‘Grote Trauma’. Daar komen de mensen met de brancard binnen. We werken met triagekleuren die door de triageverpleegkundige worden gegeven. Dat is de laatste jaren echt doorontwikkeld. Vroeger werkten we gewoon met de voordeur. Daar ging een verpleegkundige naar toe. Die beoordeelde de klachten en vervolgens werd je in een kamertje gezet. Nu word je eerst in enkele minuten uitgevraagd: wat is de pijnscore, hoe lang heeft u die klachten al, etc. Vervolgens wordt de mate van urgentie bepaald die in een kleur wordt aangegeven en ga je, indien niet acuut, weer terug naar de wachtkamer. Als je groen of blauw krijgt, is het niet levensbedreigend. Dan kan het zijn dat je drie uur moet wachten, want mensen die oranje of rood hebben gaan voor. We leggen wel uit dat het wat langer duurt, maar niet iedereen heeft daar begrip voor omdat je toch op de ‘spoedeisende hulp’ komt!

Toenemende agressie
“Mensen vinden zichzelf altijd spoedeisend, terwijl dat niet altijd zo is. Als iemand met een grote, bloedende wond binnenkomt, ligt het er net aan op welke plek die wond zit. Als daar veel doorbloeding is, wil dat nog niet zeggen dat je meteen dood bloedt. Vaak kan je met een beetje afdrukken best nog even wachten. Ook mensen met een breuk kunnen wel even wachten. Daar wordt niet altijd even prettig op gereageerd. Ik hoef het niet te pikken als iemand boos naar mij reageert, maar ik kan er wel begrip voor tonen. Mensen reageren ook zo uit onwetendheid. Als ik dan zeg ‘u zult toch rustig moeten doen, want ik kan u niet helpen als u zo boos doet’, kalmeren ze vaak wel. En soms ook niet… Ook bij ons komt agressie steeds vaker voor. Van de week kwam er een man binnen die door een wesp in zijn lip was gestoken. Mijn collega en ik waren even bezig. Hij werd agressief toen hij moest wachten. Ik zei: U bent niet benauwd… Ik wilde toevoegen dat als dat wel zo was geweest ik meteen een dokter had opgepiept. Helaas kreeg ik daar de kans niet voor, want halverwege mijn zin wilde hij mij grijpen. Gelukkig kunnen we in zo’n geval via een speciaal nummer meteen een beroep doen op de beveiliging. Die toenemende agressie is echt een verschil ten opzichte van 12 jaar geleden. Ooit werd er een rolstoel door de ruit gegooid. Dat was eigenlijk het enige wat ik de eerste 7 jaar op dat gebied heb meegemaakt. Nu gebeurt er elke week wel iets.”

Nooit saai
“Mijn werk is supergevarieerd. Juist dat onregelmatige vind ik heerlijk. We hebben wel vaste taken, maar we weten nooit van tevoren wat het aanbod patiënten is. Als ik morgen naar mijn werk ga, kan het zo maar zijn dat tien auto’s op elkaar knallen. Dan moet je razendsnel met elkaar alles op orde zien te krijgen. We worden ook getraind op rampen. Een aantal keren per jaar oefenen we met acteurs die gewonden voorstellen en moeten we zo snel mogelijk een schifting maken: die is ernstig gewond en die minder. Ook simuleren we een ramp digitaal,  zodat we goed op elkaar ingewerkt worden. Ik werk altijd zelfstandig maar vorm wel een team met de verpleegkundigen, de spoedeisende hulp artsen en de artsen in opleiding. Ik vind het leuk om zelfstandig te werken en op mijn eigen tempo – snel dus – mijn eigen toko te draaien.
Het leukste van mijn werk vind ik het patiëntencontact. Een aantal jaren geleden heb ik de opleiding tot doktersassistente gedaan. Er is hier op de SEH wel een pilot geweest waarbij doktersassistenten op de SEH mee gingen draaien, maar die pilot is stopgezet omdat wij geen medicatie mochten doen. In plaats daarvan worden er nu basisverpleegkundigen ingezet. Dat vind ik wel jammer, maar goed, ik verricht wel andere hand- en spandiensten. Als het echt druk is, vind je je werk wel. Laatst heb ik nog geholpen met het verzorgen van brandwonden. Dat mag je als doktersassistente wel doen.”

Medisch ethische dillema’s
“Ik doe ook de telefonische triage. Regelmatig bellen er huisartsen die iemand willen sturen. Ze kunnen dat tegenwoordig ook elektronisch regelen, maar sommige huisartsen vinden het prettig om even te overleggen. Bij ernstige gevallen verbind ik ze door met de spoedeisende hulp arts. Kleinere trauma’s, zoals breuken, schouderluxaties of een katheter die verstopt is, handel ik zelf af door aan te geven dat de patiënt kan komen. Ik krijg natuurlijk ook telefoontjes van mensen die niet in het ziekenhuis in behandeling zijn. Soms ook van mensen die zelfmoord willen plegen en het daarover met mij willen hebben. Ik kan ze dan verwijzen naar de crisisdienst. Soms hoor ik het aan. Dan zeggen ze aan het eind van het gesprek: ‘ik ben blij dat u even naar me geluisterd heeft’. Ik ga daar mettertijd nog met onze medisch ethicus een gesprek over hebben. Medisch ethisch gezien kom je namelijk wel voor dillema’s te staan. Dat moet je dan wel correct afhandelen.”

Veranderingen
“Behalve de toenemende agressie, zijn er nog wel wat veranderingen. De grootste veranderingen zijn wel op digitaal gebied. Toen ik hier 12 jaar geleden kwam, hadden we nog een heel ouderwetse computer. Daar kon je in opzoeken welke verzekeringen patiënten hadden, maar dan had je het bijna wel gehad. We werkten nog op papier en waren continu aan het schrijven. Nu gaat het allemaal via de computer. Vroeger werkten we met een spoedeisende hulp arts en assistenten in opleiding. Nu hebben we hier elke dag vast twee SEH-artsen. Daarnaast hebben we assistent-artsen, verpleegkundigen en per dienst een secretaresse. Het is qua bezoekersaantallen wel veel drukker geworden. Dat komt ook omdat de spoedeisende hulp in Zevenaar dicht is en Velp geen SEH meer heeft. Je hebt in deze regio dus alleen Doetinchem of Arnhem voor spoedeisende hulp. Tijdens een vroege en late dienst hebben we gemiddeld samen ongeveer 110 patiënten. Het is wel eens nodig geweest, om de veiligheid van patiënten en personeel te kunnen waarborgen, de SEH een aantal uren tijdelijk te sluiten. Dan zijn alle 25 kamers vol, zitten er heel veel patiënten met kleine trauma’s in de wachtkamer, staan er zes ambulances voor de deur en komen er nog 10 ambulances aan. Ik vind het ook een goede verandering dat we naast ons de Huisartsenpost hebben. Daarmee ondervang je kleine trauma’s. Als mensen daarmee binnenkomen, kan je zeggen: ga eerst even naar huisarts. Is het nodig, dan komt u vanzelf wel bij ons.”

Vergrijzing
“Qua beleving lijkt het of er ten opzichte van 12 jaar geleden een toename heeft plaatsgevonden van patiënten met een leeftijd van 80 tot 100 jaar.  Toen ik hier net werkte, kwamen  er, zo dacht ik, veel minder ouderen op de SEH. Toch blijkt uit de feiten dat er van een toename niet echt sprake is. Ik vind het wel fijn dat er bij ons een kinderspoedeisende hulp bij is gekomen. Vroeger had je alleen gordijnen. Dan lag er aan de ene kant een volwassene te kermen en lag er aan de andere kant een kindje met een gebroken pinkje. Gelukkig is dat allemaal veranderd. Nu gaan de kinderen linksaf en volwassene rechtsaf. De kinderen zien de oudere patiënten dus niet meer en dat is een hele verbetering.”

Heftige zaken
“Veel blessures die hier binnenkomen hebben te maken met huis-, tuin- en keukenongelukjes. Ook sporters komen langs met groot of klein letsel. De oorzaak is bijna altijd onbenullig; een hockeyer die een bal tegen zijn gezicht krijgt, waardoor zijn hele wenkbrauw open ligt. Of de racefietsmensen die in het weekend voor het eerst met hoge snelheid op een racefiets met dunne bandjes zitten. Die komen met een verbouwd gezicht binnen. Dan heb je de handballers en volleyballers waarbij de vingers alle kanten opstaan. Sporten is gezond, maar aan de andere kant…
Wat ik wel een aparte kant vind, zijn de gedetineerden die hun frustratie op de muur van hun cel hebben geuit en dan met breuken of andere verwondingen geboeid hier worden binnengebracht. Een keer werd een patiënt die in detentie zat in een kamer gelegd, terwijl een agent voor de deur de wacht hield. Ze waren alleen vergeten dat de kamer twee uitgangen had. Kruipend over de grond verdween de gedetineerde via de achterdeur, terwijl de agent netjes voor de voordeur stond te wachten.”

“Werken op de SEH betekent ook dat je regelmatig heftige dingen meemaakt. Ik kan mijn werk gelukkig goed van mij afzetten. Zodra ik me heb omgekleed en hier de deur uit ga, ben ik het kwijt. Ik neem het dus niet mee naar huis. Dat heb ik mezelf afgeleerd, maar dat moet je wel trainen. En natuurlijk lukt dat niet altijd. Ik heb het ook meegemaakt dat hier een verbrande baby van 1 jaar oud werd binnengebracht. De geur van verbrand vlees heb ik nog heel lang in mijn neus gehad. Als we iets heftigs meemaken, bespreken we dat wel altijd aan het eind van de dienst met elkaar en kijken we of iedereen goed naar huis gaat. Dat doen we dan met het hele team. Dat is het fijne van dit team. Ook al hebben we allemaal andere disciplines, we zijn er voor elkaar en hebben elkaar nodig.”